Eerder deze week stemde de Eerste kamer in met de De Tijdelijke Wet COVID-19. Deze wetgeving bevat ook een artikel over de Kinderopvang. Het gaat om Artikel 58r. Deze Tijdelijke Wet is om te voorkomen dat alles via noodverordeningen van veiligheidsregio’s geregeld moet worden.
Eventuele (gedeeltelijke) sluiting van de kinderopvang kan via ministeriële regeling bepaald worden. Dat betekent dat hierover in de Ministerraad gestemd moet worden, maar het parlement hier geen stem in heeft. In een dergelijke ministeriële regeling kunnen uitzonderingen opgenomen worden voor kindercentra en voorzieningen voor gastouderopvang die kinderopvang bieden aan ouders in cruciale beroepen/vitale sectoren, kinderen in bepaalde leeftijdscategorieën en kwetsbare kinderen.
Burgemeesters kunnen worden opgedragen om locaties voor 24-uursopvang aan te wijzen voor bovengenoemde groepen ouders en kinderen. Daarbij gelden de kwaliteitseisen uit de Wet Kinderopvang. Voor de rest geldt dat indien opvang in een woning plaatsvindt (in de praktijk vooral in de gastouderopvang) er ook daar regels gesteld kunnen worden m.b.t. persoonlijke beschermingsmiddelen en hygiënemaatregelen.