De BMK gaat al geruime tijd het gesprek aan met landelijke partijen over de inrichting van het toezichtstelsel en wijze van toezichthouden door de GGD.  In de bestuursvergadering van afgelopen juni 2021 hebben we een BMK-toekomstvisie op toezicht gepresenteerd om de dialoog op gang te brengen.

Deze toekomstvisie wordt steeds verder ontwikkeld en uitgewerkt op basis van de gesprekken die we voeren met partijen zoals SZW, VNG, GGD GHOR, de ouderpartijen, Ppink, Nysa,  BK, en nog veel meer. Het doel is om tot een stelsel te komen dat tot de beste toetsing van de gehele kwaliteit én stimulans van de kwaliteit van de kinderopvang leidt.

Ook in de Tweede Kamer werden onlangs kritische vragen gesteld over het GGD-toezicht op de kinderopvang. De BMK is blij met de vragen die gesteld zijn en de aandacht die is gevraagd voor de kwaliteit van het toezicht op de kinderopvang.

 

Kamervragen

Kamerlid Senna Maatoug diende op 26 augustus kamervragen in over het GGD-toezicht en onder meer over het rapport ‘Samenwerken in het toezicht op de kinderopvang’ van adviesbureau Andersson Elffers Felix (AEF).

Op de vragen is inmiddels een antwoord gegeven door staatssecretaris Wiersma.

Een korte samenvatting

–          De vraag wordt gesteld of de constatering wordt gedeeld dat uit de verschillende onderzoeken blijkt dat de uniformiteit van het toezicht eerder afneemt dan toeneemt. Reactie van de staatssecretaris is dat de verschillen in overtredingen per regio te wijten zijn aan deels de kinderopvangorganisaties zelf en het gedecentraliseerde stelsel waarbij gemeenten en GGD’en (binnen de wettelijke kaders) de vrijheid hebben zelf invulling te geven aan het toezicht en handhavingsbeleid. Tot slot kunnen verschillen worden verklaard doordat gemeenten en/of GGD’en een bepaald onderdeel van de regelgeving verschillend interpreteren. Deze laatste situatie dient zoveel mogelijk te worden voorkomen, zo stelt Wiersma.

–          Reactie van de staatssecretaris op het AEF-rapport: ‘AEF heeft op basis van de analyse die zij hebben uitgevoerd verschillende denkrichtingen geschetst voor structurele aanpassingen aan het stelsel (gericht op het reduceren van de complexiteit van het stelsel). Deze worden meegenomen in de bredere ontwikkelingen over wijzigingen in het stelsel van kinderopvang. Daarnaast heeft AEF concrete aanbevelingen gedaan voor verbeterstappen binnen het huidige stelsel (gericht op het verbeteren van de samenwerking tussen de partijen op landelijk niveau). Naar aanleiding van het rapport van AEF is de overlegstructuur tussen de landelijke partijen (VNG, GGD GHOR Nederland, de Inspectie van het Onderwijs, DUO en het ministerie van SZW) herzien.

Het traject gericht op het tot stand komen van een gedeelde visie op toezicht en handhaving heeft door Covid-19 enige vertraging opgelopen, maar binnenkort vinden gesprekken plaats over de beelden die partijen hebben over het toezicht en op welke wijze het verder ontwikkeld kan worden. Dit is in lijn met het advies van AEF.’

–          Tot slot is de vraag gesteld of de staatssecretaris het eens is dat de wijze van toezicht en handhaving de reden is waarom in de praktijk de administratieve lasten enorm zijn toegenomen. En dat de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK) de beloofde administratieve lastenverlichting niet heeft waargemaakt. Reactie hierop is: ‘Dit najaar starten twee onderzoeken waarin onder meer naar de effecten en neveneffecten van toezicht en handhaving zal worden gekeken. Het gaat hierbij om een effectevaluatie van toezicht en handhaving en de evaluatie van de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang (Wet IKK). Bij de wetsevaluatie zullen ook de branchepartijen in de kinderopvang worden betrokken. Naar verwachting worden beide onderzoeken in het voorjaar afgerond. Daarnaast ga ik met partijen uit de kinderopvangsector én medewerkers zelf in gesprek over werk- en regeldruk, naar aanleiding van signalen die ik hierover heb ontvangen.’

 

Deel dit nieuwsbericht