Op 7 oktober informeerde minister Van Gennip de Tweede Kamer over de stelselherziening kinderopvang. ‘Dit kabinet gaat het financieringsstelsel van de kinderopvang fundamenteel herzien. Het stelsel wordt eenvoudiger en begrijpelijker voor ouders.‘
De BMK is enerzijds heel blij met deze heldere Kamerbrief die de duidelijke koers van het kabinet als het gaat om een nieuw stelsel voor kinderopvang, concretiseert. Dit kabinet realiseert ‘kinderopvang zonder gedoe’ voor werkende ouders met ingang van 2025. De kinderopvangtoeslag wordt afgeschaft en we gaan een eenvoudig nieuw stelsel voor kinderopvang invoeren.
Anderzijds missen we de doelstelling die wij zo belangrijk vinden: kinderopvang als belangrijke basisvoorziening voor iéder kind, die zo belangrijk is voor de ontwikkeling van kinderen, in een taal- en speelrijke omgeving en voor de brede talentontwikkeling en sociale vaardigheden. De volgende stap in 2028 is daarom kinderopvang voor kinderen van álle ouders, werkend of niet. Ofwel het laten vervallen van de arbeidseis. Gelukkig geeft de minister wel blijk van het toekomstperspectief, zo zegt ze op bladzijde 1 van haar brief al dat het stelsel “binnen de kaders van het coalitieakkoord wordt uitgewerkt, waarbij tegelijkertijd rekening wordt gehouden met het feit dat een toekomstbestendig stelsel altijd ruimte moet bieden voor nieuwe politieke keuzes op termijn. Als onderdeel van het streven naar meer kansengelijkheid.”
SZW Onderzoek naar financieringsvormen in de kinderopvang
Maar ook nu al hebben we veel gerealiseerd met elkaar en het is geweldig het resultaat daarvan in deze Kamerbrief te lezen! Natuurlijk zijn we er nog niet maar bij deze Kamerbrief en deze stap staan we als maatschappelijke kinderopvang graag even stil. Zo geeft de brief aan dat er onderzoek in gang is gezet naar de rol van de verschillende financieringsvormen in de kinderopvang en potentiële maatregelen voor een beperking daarvan (zoals winst- of prijsnormering), mede naar aanleiding van vragen van de leden Kathmann (PvdA) en Maatoug (GL). De minister geeft duidelijk aan dat de kinderopvangtoeslag wordt afgeschaft en dat we moeten leren van fouten in het verleden. “De kinderopvangtoeslag affaire heeft pijnlijk duidelijk gemaakt dat het stelsel veel eenvoudiger moet“. De minister zegt over de majeure stelselwijziging waarbij we overgaan tot directe financiering en afschaffing van de KOT; “de transitie naar een nieuw stelsel moet in één keer goed gaan“.
In de Kamerbrief lezen we hoe de minister het nieuwe stelsel gaat uitvoeren; doelstellingen van de stelselherziening, stappen tot nu toe, uitvoering, samenwerking met de sector, beleidskaders en aandachtspunten. In de brief worden de plannen geconcretiseerd, en wordt een helder tijdspad geschetst. Ook geeft de kamerbrief aan wat openstaande vragen op dit moment zijn en waaraan gewerkt wordt in overleg met de sector.
Selecteren van een geschikte uitvoerder
Op verzoek van de minister heeft een adviesbureau onderzocht welke organisatie het meest geschikt zou zijn de ‘uitvoerder’ te worden in nieuwe stelsel voor kinderopvang. Dit bureau, ABDtopConsult, adviseert:
- “(…) om zo snel mogelijk het beleidskader uit te werken op de nog openstaande punten en er daarbij voor te zorgen dat beleid, relevante uitvoeringsorganisaties en de sector intensief samenwerken.
- om het beleid zo eenvoudig en controleerbaar mogelijk te houden om de uitvoering te versnellen en te versoepelen. Kwaliteit en zorgvuldigheid zouden moeten prevaleren boven snelheid.
- om kritisch te kijken naar de kosten van de uitvoering van het beleid in verhouding tot de baten.”
Dit laatste punt is zeer interessant; hierover staat op bladzijde 10: “ABDtopConsult adviseert om het beleid zo eenvoudig en controleerbaar mogelijk te houden om de uitvoering te versnellen en versoepelen. ABDtopconsult adviseert daarbij ook kritisch te kijken naar de kosten van de uitvoering van het beleid in verhouding tot de baten. Daarbij worden het innen van de eigen bijdrage door de uitvoerder en de arbeidseis als voorbeelden benoemd.” Interessant dus dat er wordt geadviseerd om kritisch te kijken of je vanwege a) uitvoering en b) versnelling, misschien moet afwegen om de arbeidseis te laten vallen en de kosten-baten afweging te maken van de opbrengst van de 4% ouderbijdrage, ten opzichte van de uitvoeringskosten om die 4% te innen.
Het bureau adviseert DUO als uitvoeringsorganisatie de voorkeur heeft. En om het nieuwe stelsel niet door de belastingdienst/Toeslagen te laten uitvoeren. Hierover staat in de brief: “Maar de kern van wat Toeslagen doet, namelijk toeslagen uitkeren aan individuele burgers, ontbreekt geheel in het nieuwe kinderopvangstelsel. Bovendien zou de combinatie van het afbouwen van het ouder stelsel, de hersteloperatie voor gedupeerde ouders van de toeslagenaffaire en het afbouwen van het nieuwe stelsel binnen één organisatie kwetsbaar kunnen zijn, zeker gezien de capaciteitsproblemen. Wij adviseren daarom om het nieuwe kinderopvangstelsel niet door Toeslagen uitbreiden laten voeren, maar wel gebruik te maken van de de door Toeslagen opgedane kennis en ervaring.”
Ook wordt geadviseerd geen nieuwe publieke organisatie te bouwen en de uitvoering van het nieuwe stelsel niet onder te brengen bij een private organisatie.
Maar als de uitvoering niet bij DUO wordt belegd, adviseert het bureau “om de kennis en ervaring van bestaande uitvoeringsorganisaties te bundelen en de mogelijkheden te bekijken van een gezamenlijke exercitie geïnspireerd op de greenfield benadering.”
Echter, uit gesprekken die het adviesbureau voerde met mogelijke uitvoeringsorganisaties blijkt dat de Greenfield-methode (in ieder geval voor de eerste fase van ontwerpen) de beste optie is. Dit is een innovatieve methode die in staat stelt om beschikbare kennis en ervaring te bundelen voor het vormgeven en bouwen van het nieuwe financieringsstelsel van de kinderopvang. SZW zal dus samen met DUO, Toeslagen, UWV en SVB, projectmatig in een ‘greenfield’ het nieuwe stelsel ontwerpen (november 2022 – juli 2023) en bouwen (vanaf 1 juli 2023).
Openstaande beleidsvragen
Tenslotte noemt de brief een aantal openstaande beleidsvragen die in een bijlage worden toegelicht (zie de link onderaan deze mail).
- Hoeveel uren opvang komen in aanmerking voor een vergoeding?
- Op basis van welke gegevens wordt de vergoeding aan de kinderopvangorganisaties uitgekeerd?
- Wie gaat de eigen bijdrage innen?
- Hoe wordt het recht op vergoeding vastgesteld (verdwijnt de voorschotsystematiek)?
- Is het betalen van de eigen bijdrage door de ouder een voorwaarde voor uitbetaling van de overheidsvergoeding?
- Hoe wordt de relatie tussen uitvoeringsorganisatie, kinderopvangorganisaties en ouders vormgegeven (hoe en waar liggen verantwoordelijkheden en risico’s)?
- Hoe wordt de financiering voor gastouders ingericht?
- Wat is de relatie tussen de stelselherziening en de gemeentelijke regelingen?
De BMK voegt hier twee belangrijke vragen aan toe:
- Doorrekening 0% ouderbijdrage:
-
- Wat kost een 0% ouderbijdrage extra en wat levert dit op aan versimpeling voor ouders, uitvoeringsorganisatie en kinderopvangorganisaties?
- Wat zijn uitvoeringskosten en zou de besparing zijn bij 0% ouderbijdrage?
- En wat is de inschatting dat de versnelling voor de invoering van het nieuwe stelsel zou zijn bij 0%?
- Hoe voorkomen we verdringingseffecten voor kinderen van niet-werkende ouders?
- Is het mogelijk een oplossing hiervoor te bedenken d.m.v. het plaatsingsbeleid i.p.v. via het stelsel?
- Wat zijn de extra kosten zijn als we alle kinderen van 2-4 jaar een recht geven op 2 dagen kinderopvang (in de Peuteropvang/VE 4 ochtenden of 2 dagen plus 2 extra ochtenden).
Financiering rechtstreeks via de uitvoeringsorganisatie. - Welk budget moeten gemeente behouden voor flankerend beleid (opslag voor VE tarief vanuit OAB middelen, opslag voor plusgroepen vanuit jeugdzorg middelen)?