Op 21 februari verscheen er een Kamerbrief van Minister van Gennip (SZW) aan de Tweede Kamer over de ontwikkeling van taalvaardigheid in de kinderopvang.
Hierbij een aantal belangrijke aandachtspunten uitgelicht:
Inleiding
‘De taalvaardigheid van kinderen is belangrijk voor hun hele toekomstige loopbaan. Minder goede taalvaardigheid hangt samen met minder kansen in het leven. De ontwikkeling van taalvaardigheid begint al op jonge leeftijd. Daarom is het van groot belang dat er in de kinderopvang een rijk taalaanbod wordt aangeboden. Dit geldt des te meer voor kinderen die thuis een minder rijk taalaanbod meekrijgen. Pedagogisch medewerkers kunnen een grote invloed hebben op de taalontwikkeling van jonge kinderen. De taalvaardigheid van beroepskrachten vormt daarom een belangrijke voorwaarde om een rijk taalaanbod aan te kunnen bieden.’
Stand van zaken omtrent implementatie van de taaleis 3F
‘De taaleis is afgesproken in het Akkoord Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang en uitgewerkt in de Regeling wet kinderopvang. De taaleis houdt in dat een beroepskracht een bewijsstuk moet tonen waaruit blijkt dat hij of zij de Nederlandse mondelinge taalvaardigheid beheerst op ten minste niveau 3F of B2 (hierna: 3F). Mondelinge taalvaardigheid bestaat uit de deelvaardigheden spreken, gesprekken voeren en luisteren.
Op basis van de regeling uit 2017 en de aanpassing hiervan in 2021, gaat de taaleis 3F vanaf 1 januari 2025 gelden voor alle medewerkers in de kinderopvang. Kinderopvangorganisaties en medewerkers bereiden zich hierop voor. Indien medewerkers nog niet kunnen aantonen dat zij taalniveau 3F voor de mondelinge taalvaardigheid beheersen, moeten zij dit aanvullend aantonen.
De opleidingen tot pedagogisch medewerker hebben al geanticipeerd op de invoering van de taaleis 3F in de kinderopvang in 2025. De taaleis is opgenomen in de kwalificatiedossiers van deze opleidingen, vanaf instroomjaren 1 augustus 2019 (mbo-3) en 1 augustus 2021 (mbo-4). Dit betekent dat de taaleis een beroepsvereiste is, die behaald moet zijn om het diploma te kunnen halen, bovenop de generieke exameneisen voor mbo-3 en mbo-4.
In de afgelopen jaren zijn belangrijke stappen gezet voor studenten in de mbo opleidingen, onder andere door de examinering van de taaleis in het mbo goed in te richten. Zo wordt in de Regeling Wet kinderopvang verduidelijkt, dat de mondelinge deelvaardigheden gemiddeld voldoende moeten zijn (dit betekent een gemiddelde van 5,5 of hoger voor de drie deelvaardigheden). Hierbij geldt een bodem van een 5,0 voor iedere deelvaardigheid afzonderlijk (spreken, gesprekken voeren en luisteren). Dit betekent dat er compensatiemogelijkheden zijn tussen de deelvaardigheden, wanneer er op sommige onderdelen van de mondelinge taalvaardigheid hoger gescoord is dan op andere.
Een andere belangrijke stap is dat er instellingsexamens ontwikkeld zijn voor het onderdeel Luisteren. Deze instellingsexamens zijn in 2022 voor het eerst beschikbaar gekomen. De onderdelen Spreken en Gesprekken voeren bestonden al in de vorm van instellingsexamens. Het gaat hier om luisterexamens die specifiek ontwikkeld zijn voor de opleidingen tot pedagogisch medewerker. De luisterfragmenten en vragen sluiten beter aan op de beroepspraktijk en interessegebieden van deze studenten.’
Vervolg
‘Het eerste beeld bij zowel kinderopvangorganisaties als opleidingen geeft voor mij op dit moment geen aanleiding om aanpassingen te doen in de taaleis 3F. Wel houdt dit mijn blijvende aandacht en zal ik de ontwikkelingen in de gaten blijven houden. Ik heb hierbij ook in het bijzonder aandacht voor de groep studenten en medewerkers die de taaleis nu niet, of met heel veel moeite, halen. Deze groep moeten we in het oog houden.’ (Aldus Van Gennip).
Meertalige (dag)opvang
Bij meertalige opvang wordt, naast de Nederlandse taal, maximaal 50% van de opvangtijd aangeboden in de Duitse, Engelse of Franse taal.
Uitgangspunten kort op een rij:
1. Als eerste de hoofdregel dat meertalige opvang mogelijk wordt voor maximaal 50% van de opvangtijd per dag. In de regelgeving kunnen incidentele situaties opgenomen worden, waarin tijdelijk hiervan afgeweken worden. Maximaal 50% per dag is een aanscherping van het percentage dat nu geldt voor meertalige bso en het experiment meertalige dagopvang.
2. Als tweede uitganspunt benoem ik graag het belang van een doorgaande leerlijn. Zonder continu aanbod wordt de opgedane taalkennis in meertalige dagopvang immers ook weer snel vergeten.
3. Een derde uitgangspunt is het belang van taalverwerving in beide opvangtalen. Zoals eerder in deze brief al is toegelicht, is het hiervoor van essentieel belang dat beide talen op de groep gesproken worden, door beroepskrachten die de taal op niveau 3F of B2 beheersen. De focus moet liggen op de taal die de medewerker in de praktijk tegen de kinderen spreekt. Het moet mogelijk zijn om native speakers in te zetten voor het Duits-, Engels-, of Franstalige deel, waarbij een andere medewerker Nederlands op niveau 3F spreekt. Beroepskrachten hoeven, mits zij maar één taal op de groep spreken, daarom niet beide talen op niveau 3F of B2 te beheersen. Eén van beide talen is in dat geval voldoende. [] Daarom werk ik een voorstel uit om een minimale beheersing, van de andere taal in meertalige opvang, verplicht te stellen op taalniveau A2. Dit betekent dat beroepskrachten in de meertalige opvang, één taal op ten minste niveau 3F of B2 moeten beheersen én één taal op ten minste niveau A2.
4. Ik wil de voorwaarden aan meertalige opvang zoveel mogelijk laten aansluiten bij de voorwaarden die nu al gelden voor meertalige bso en het experiment meertalige dagopvang. Daarnaast wil ik de taaleisen voor meertalige opvang, zoveel mogelijk laten aansluiten bij de systematiek van de taaleis Nederlands.
5. Het pedagogisch beleidsplan dient een beschrijving te bevatten hoe meertalige opvang vorm krijgt binnen een locatie.
N.b. De beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel is 1 januari 2024. Het experiment meertalige dagopvang kon met maximaal twee jaar voortgezet worden, in afwachting van de wetswijziging. Deze twee jaar eindigen op 1 februari 2024.
En nog afsluitend:
De Minister spreekt haar waardering uit voor al die medewerkers en al die studenten die, soms met veel moeite en inspanning, hun taalniveau weten te verbeteren. Met de stappen die zij in deze brief heeft toegelicht, probeert zij de eisen zo realistisch mogelijk in te richten, waarmee ze ook bijdragen aan de kwaliteit.
-> Zie hier de link naar de hele Kamerbrief en een link naar de beslisnota’s m.b.t. stand van zaken implementatie taaleis.
-> Zie hier de link naar de reactie van BMK op de internetconsultatie m.b.t. meertalige kinderopvang.