“Er zijn maatregelen die dwingend zijn, en daarmee effectiever, zoals prijsregulering en solvabiliteitseisen. Prijsregulering en dan met name een prijsplafond is een effectieve drempel voor prijsstijgingen die door marktmacht zouden kunnen ontstaan. Door het potentieel dempend effect op de prijzen is deze maatregel ook goed voor de brede toegankelijkheid van het aanbod” concludeert Decisio, in een vandaag verschenen onderzoek in opdracht van SZW. Het onderzoek richt zich op de meest geschikte maatregelen om in te grijpen in de hybride “markt” van kinderopvang. Loes Ypma, voorzitter Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang reageert: “Een prijsplafond is volgens de onderzoekers effectief, heeft impact, geeft de juiste prikkels, is uitvoerbaar en zorgt voor behoud van kwaliteit van de kinderopvang. Met een prijsplafond kan de minister voorkomen dat ouders meer dan 4% moeten betalen en belastinggeld via overwinst uit de sector weglekt.”
Dat dit hard nodig is, blijkt uit het onderzoek van SEO, dat ook vandaag verscheen. SEO concludeert dat de uurprijzen bij de BSO 11% hoger zijn bij de private equity organisaties (en 2% hoger bij de overige for-profits), ten opzichte van de non-profits. De uurprijzen voor het kinderdagverblijf zijn 4 tot 8% hoger bij de organisaties in handen van private Equity en overige for-profits. Daarnaast blijkt dat de winstgerichte private equity aanbieders vooral gevestigd zijn in ‘goede’ wijken die qua leefbaarheid en sociaal economische status hoger scoren. De private equity locaties zijn voor 40% aanwezig in goede wijken, op basis van de leefbaarheidsbarometer. De aanwezigheid van not-for profit in deze wijken is 23% (en for profit 30%).
Niet Naïef
“Onze sector wordt straks voor 96% door de overheid gefinancierd. We moeten niet naïef zijn; deze rapporten bewijzen wederom dat een prijsplafond noodzakelijk is. De prijsverschillen zijn nu al groot en zullen verder oplopen. Een prijsplafond is een doeltreffende, eenvoudige en noodzakelijke oplossing, die past bij de verdere transitie naar gratis kinderopvang en samenwerking met het onderwijs,” aldus Ypma. “Kinderopvang is van grote maatschappelijke waarde voor de ontwikkeling van kinderen én hun ouders. Op dit moment zijn er echter geen grenzen aan de prijs en de winst (financiële regulering) en zien we veel ‘cherry-picking’. Maatschappelijk ondernemers (non-profits) hebben een gezondere bedrijfsvoering, maken ook winst, maar herinvesteren die winst voor 100% terug in de kinderopvang. Zij bieden een zeer divers aanbod op een toekomstbestendige manier; namelijk toegankelijke, betaalbare en kwalitatief hoogwaardige kinderopvang met goede arbeidsvoorwaarden.”
Steun
De Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang steunt de plannen van het kabinet van harte, maar waarschuwt ook. Het afschaffen van de kinderopvangtoeslag staat onomkeerbaar vast na het toeslagenschandaal. Eenvoudige financiering is goed nieuws voor ouders, want de huidige toeslag heeft tot ongekend onrecht geleid en is complex en foutgevoelig. Als ouders meer of minder gaan werken, of meer of minder gaan verdienen, verandert de toeslag. Het nieuwe stelsel maakt de kinderopvang veel eenvoudiger en betaalbaar voor alle werkende ouders. De ouderbijdrage gaat voor iedereen naar 4%. Het coalitieakkoord spreekt de ambitie uit dit in de toekomst helemaal gratis te willen maken (0%), net als het onderwijs. Dit kabinet zet een eerste, hele grote stap door het rondpompen van geld te stoppen. De complexe, foutgevoelige inkomensafhankelijke toeslag via ouders (die het hele bedrag moeten doorbetalen aan de kinderopvangorganisaties) wordt afgeschaft. Vanaf 2025 wordt de kinderopvangvergoeding van 96%, rechtstreeks overgemaakt aan de kinderopvangorganisaties. Ouders lopen hierdoor geen risico meer op hoge terugbetalingen. Werken gaat hierdoor meer lonen; meer werken levert substantieel meer op omdat ouders slechts 4% betalen voor de kinderopvang. Kinderopvang wordt dus eenvoudiger en betaalbaar voor werkende ouders, maar uit de vandaag verschenen rapporten blijkt wel één belangrijke voorwaarde. “Uit deze rapporten blijkt een duidelijke waarschuwing en een gewaarschuwd mens telt voor twee. Dus kabinet; kies voor een prijsplafond. Dat is een doeltreffende, eenvoudige oplossing én de beste garantie dat geld dat voor kinderopvang is bedoeld, ook daadwerkelijk bij kinderen terecht komt”, aldus Ypma.
Groeiende kansenongelijkheid
De grote vraag is of het blijft bij de 4% ouderbijdrage. Want ondernemers mogen daar bovenop een hogere bijdrage aan ouders vragen dan de 4%. Zonder plafond aan de prijs die aan ouders gevraagd mag worden, groeit de kansenongelijkheid in Nederland. Lang niet alle ouders kunnen meer betalen dan de beoogde 4%. En dat is ook helemaal niet de bedoeling van dit kabinet, die de ambitie heeft financiële drempels te laten verdwijnen en een grote stap zet op weg naar kinderopvang als basisvoorziening, net als het onderwijs. Uit een peiling onder ouders, die vorige week verscheen, blijkt dat 75% van de ouders vindt dat de kinderopvang net als het onderwijs een basisvoorziening moet worden. Ouders maken zich zorgen over de betaalbaarheid en toegankelijkheid, zeker voor ouders met een kleine portemonnee.76% van de ouders is voorstander van een prijsplafond in de kinderopvang. 72% van de ouders vindt dat winsten weer geïnvesteerd moeten worden in de kinderopvang na de invoering van het nieuwe financieringsstelsel. De winst moet naar het personeel, de zorg voor kinderen en kwaliteit van de kinderopvang en niet naar bestuurders of derden. Ypma: “Een duidelijk, uitvoerbaar en uiterst belangrijk advies. Het is immers essentieel dat juist minder draagkrachtige gezinnen toegang hebben en blijven houden tot gratis kinderopvang.”
Cherry-picking en het effect op prijs
Het SEO-rapport laat zien dat kinderopvang in handen van private equity fondsen, een voorkeur heeft voor rijkere tweeverdienerswijken; het bekende ‘cherry picking. Winstgerichte aanbieders vestigen zich vooral daar, waar ze de prijs zonder problemen kunnen verhogen om een hoger winstpercentage te realiseren. De onderzoekers concluderen duidelijk dat het marktaandeel van de private equity zich vooral in de randstad en in midden Nederland bevindt, oftewel daar waar de groepen vol zitten (bezettingsgraad hoog) en dus meer verdienvermogen is. Op het kaartje is de aanwezigheid van private equity duidelijk hoger in het midden van het land, dan in dunner bevolkte gebieden. Commerciële partijen en PE in het bijzonder zoeken ook nu binnen het toeslagenstelsel naar segmenten (locaties en leeftijdsgroepen) waar men de hoogste prijs kan vragen. De prijsverschillen zijn nu al fors, maar hebben tot nu toe een bandbreedte van 6-11%, omdat ouders met midden- en hogere inkomens een deel van de rekening zelf betalen. Doordat de overheid de toeslag afschaft, ontwikkelingskansen van kinderen wil stimuleren en ouders in staat wil stellen om (meer) te kunnen werken, gaat de overheidsfinanciering omhoog naar 96%. De meeste ouders gaan hierdoor minder betalen en dit kan ertoe leiden dat commerciële partijen juist veel hogere prijzen gaan vragen. Door hogere prijzen kunnen ouders met een minder dikke portemonnee de kinderopvang echter niet meer betalen. Dit is een groot gevaar voor de kansengelijkheid.
Cherry-picking en het effect op kwaliteit
Een tweede effect van de cherry-picking strategie van private equity, is de impact op de kwaliteit. Gelukkig voldoen in het huidige stelsel alle kinderopvangorganisaties in Nederland, ook de private equity, aan de kwaliteitsnormen. Dit kan ook niet anders, aangezien er duidelijke wettelijke minimumeisen aan de kwaliteit bestaan, om te voorkomen dat er vanwege het verdienmodel beslissingen genomen worden die niet in het belang van kinderen zijn. Het strenge toezicht door de GGD en de gemeente, zorgt ervoor dat de kwaliteit overal gegarandeerd is. De kwaliteit van de kinderopvang is daardoor over de hele sector gemeten heel stabiel. In de toekomst kunnen winstgerichte ondernemers echter veel hogere prijzen vragen en daarmee ontstaat meer verdienvermogen én meer investeringsruimte. Maatschappelijke ondernemers zullen de prijzen vanwege de toegankelijkheid niet willen verhogen, maar hierdoor ontstaan kwaliteitsverschillen. In rijkere tweeverdienerswijken, de meest winstgevende locaties, ontstaat een “latente betalingsbereidheid” bij de welgestelde ouders (zie rekenvoorbeeld onderaan). Een prijsplafond voorkomt een hogere prijs en voorkomt daarmee grotere prijsverschillen, segregatie qua toegankelijkheid en grotere kwaliteitsverschillen.
Overwinsten
Om overwinsten te voorkomen noemt het rapport van Decisio ook maatregelen als het normeren of verbieden van winstuitkeringen of dividendnormering en een maximum beloning aan leidinggevenden (via de Wet Normering Topinkomens). Dit heeft een ander doel dan voorkomen dat de prijs voor ouder toeneemt. Het doel van deze maatregelen is voorkomen van overwinsten en voorkomen dat er op kwaliteit wordt ingeleverd. Deciscio heeft op een rij gezet welke maatregelen qua effectiviteit, (impact, juiste prikkel), uitvoerbaarheid en neveneneffecten (kwaliteit, continuïteit) het beste toegepast kunnen worden. Naast meer ‘zachte maatregelen’ als uniformering van de jaarrekening en een kwaliteitsmonitor, is het prijsplafond de enige ‘harde maatregel’ die direct effect heeft op de inperking van overmatige verdiencapaciteit welke bovendien ook relatief eenvoudig uitvoerbaar is.
Hoge regeldruk op de groep tegenover gebrek aan regels voor de top
De kinderopvang is met wettelijke eisen behoorlijk dichtgeregeld in de praktijk, terwijl er totaal geen regels bestaan over prijzen, winst en beloning van de top. De Beroepskracht- Kind-Ratio schrijft bijvoorbeeld precies voor hoeveel professionals per hoeveel kinderen er op de groep moeten staan, afhankelijk van de leeftijd van de kinderen. Dit beschermt de kinderen én de professionals tegen te hoge werkdruk, en tegen een top die haar verdienmodel optimaliseert. Een extra kindje op de groep zou namelijk direct meer verdienvermogen opleveren. “Pas als er meer regels komen aan de top en de zogenaamde “marktwerking” meer wordt gereguleerd door prijs, winst en beloningsnormering, veranderen de prikkels. Wat ons betreft kunnen er dan minder regels komen voor de professionals op de groep, zodat er meer vanuit vertrouwen in de professionals kan worden gewerkt.
“Bij alle hardwerkende pedagogische professionals in de praktijk staan de maatschappelijke verantwoordelijkheid en ontwikkelingskansen van kinderen centraal. Dat maakt hun werk zo zinvol. Als de kinderopvang geen verdienmodel meer is, zijn er minder regels op de groep nodig, vergelijkbaar met het onderwijs. In het onderwijs mag ook geen winst uitgekeerd worden, waarom staan we dat eigenlijk wél toe in de kinderopvang? Het is toch geld dat voor de kinderen bedoeld is? De kinderopvang is qua risk reward ratio super aantrekkelijk: er staat een hoge beloning voor de private equity tegenover een heel laag risico. En natuurlijk kan je rijke ouders niet kwalijk nemen dat ze willen investeren in hun kind. Maar daar hoeven we dan vanuit belastinggeld niet met z’n allen aan mee te betalen, dus dit kan hetzelfde als het particulier onderwijs. Dat moet de uitzondering zijn, die ouders 100% zelf. De overheid (en dus de belastingbetaler) betaalt hier niet aan mee.” aldus Ypma.
Private equity helemaal niet nodig
Het SEO-rapport concludeert dat de behoefte aan externe financiering in de kinderopvangsector niet groot is en dat investeringen grotendeels worden gefinancierd met eigen middelen. Dat bewijst eens te meer dat de kinderopvangsector private equity helemaal niet nodig heeft voor haar groei. De sector geeft voor 89% aan bij de bank een vertrouwde, eenvoudige financiering aan te kunnen vragen, wat de vraag oproept wat nu eigenlijk de meerwaarde is van private equity in de kinderopvang, zeker nu deze in de toekomst voor 96% vanuit belastinggeld wordt gefinancierd. In de toekomst valt het ondernemersrisico volledig weg. Desiscio concludeert: “Aanbieders kunnen prijzen verhogen, waardoor toegankelijkheidsproblematiek voor lagere inkomens ontstaat. Doordat er meer geld in de sector zal omgaan, wordt deze aantrekkelijker voor spelers die vooral uit zijn op financieel gewin en minder oog hebben voor het publieke belang. Risico’s op kwaliteitsuitholling en het onttrekken van financieel gewin kunnen daardoor toenemen. Leverage is een belangrijk onderdeel van de strategie van private-equity-spelers. De rentestand van de afgelopen jaren verschafte hen een krachtige wind in de rug, waardoor vreemd vermogen financiering een aantrekkelijke strategie was. Nu de rente oploopt kunnen partijen op een moment van renteherziening geconfronteerd worden met (aanzienlijk) hogere financieringskosten, die kunnen leiden tot liquiditeits- of zelfs solvabiliteitsproblemen.”
Solvabiliteit
Maatschappelijke organisaties hebben een significant andere rendementsstrategie dan PE partijen en commerciële partijen. De solvabiliteit van de organisaties in handen van PE is op concernniveau gemiddeld 28 procent. De solvabiliteit van non-profit organisaties is bijna twee keer zo hoog. Aan private equity gelieerde organisaties hebben een lagere solvabiliteit en hogere rentelasten, zo schrijft het SEO-rapport. Opvallend is de staat met resultaat voor belasting; bij PE is het rendement op houderniveau (=locatieniveau) hoger dan de not for profit, maar op concern niveau is het negatief. SEO geeft hiervoor geen verklaring. Het negatieve resultaat op concernniveau is laag en enkel te verklaren uit hoge rentelasten en afschrijvingen. De winst op jaarbasis is voor de PE niet interessant, maar de verkoopprijs op langere termijn wel. Men stuurt op de Ebitha, met als doel de verkoopprijs op middellange termijn te optimaliseren. Overigens wordt hierdoor mogelijk ook nauwelijks vennootschapsbelasting betaald. De PE heeft dus enerzijds heel veel leningen, soms via banken maar vaak via eigen leningen met een hoge rente. Anderzijds wordt het rendement gedrukt door afschrijvingen zowel op vastgoed (sale en leaseback) als op goodwill. PE is momenteel heel agressief in het uitkopen van andere ondernemingen op basis van prijzen ver boven het Eigen Vermogen van deze bedrijven. Het verschil tussen Eigen Vermogen en overnameprijs heet goodwill. PE partijen kunnen deze goodwill in tien jaar afschrijven zodat de fiscus indirect voor een deel meebetaalt aan de overnamekosten. Tenslotte vragen de investeerders hoge managementfee’s op holdingniveau. Door deze slimme financiële constructies en vooral de exit met een doorverkoop na 5 tot 7 jaar ontstaan momenten waarop veel geld de sector verlaat en wegstroomt via rentebetalingen, exit bedrag of anderszins, naar derde partijen. Dit wordt bevestigd door de staat van de solvabiliteit. Wat betreft de solvabiliteit is te zien dat er bij de PE sprake is van de minst gezonde solvabiliteitsratio.
Tariefregulering en brede toegankelijkheid
SZW gaf in een eerdere Kamerbrief aan dat een onafhankelijke instantie zoals de NZa de tariefregulering (een realistisch prijsplafond) en het toezicht daarop zou kunnen vervullen, omdat dit redelijk in lijn ligt met haar huidige regulerings- en toezichtstaken in de zorg. Ypma: “Wij adviseren het ministerie van SZW om onderzoek te doen naar een realistisch prijsplafond dat niet te hoog is – om ondoelmatige besteding van overheidsmiddelen te voorkomen – maar dat ook niet te laag is zodat de kwaliteit van kinderopvang hoog kan blijven. Zo voorkomen we een stijging van prijzen voor ouders, en een daling van de kansengelijkheid.”
Ypma voegt toe: “Ik vergelijk de stelselhervorming wel eens met een medicijn want ons huidige complexe en foutgevoelige toeslagenstelsel is verziekt. En ieder medicijn kent bijwerkingen; in dit geval prijsverhogingen waar ouders met lage inkomens het meest last van zullen hebben. Dus voer een prijsplafond in. Weg bijwerking. Zo simpel is het.”
Rekenvoorbeeld:
- Stel dat het maximale tarief dat de Rijksoverheid momenteel vergoedt €9 per uur is en dat een aanbieder van kinderopvang ook deze prijs vraagt.
- Stel dat een ouder vanwege de huidige inkomenspositie 50% van de uitgaven via de toeslagen vergoed krijgt.
- Deze ouder betaalt momenteel dus bruto €9 per uur, maar netto €4,50 per uur (na aftrek van toeslagen).
- In de nieuwe situatie betaalt deze ouder netto nog slechts netto €0,36 per uur om werken lonend te maken (want: €9 – (€9 * 96%) en betaalt de overheid de resterende 96% van de €9 per uur.
- De ouder was voorheen bereid om netto €4,50 per uur te betalen; er is nu dus €4,14 extra latente betalingsbereidheid.
- Voor organisaties met een winstoogmerk ontstaat een interessante prikkel om geen €9 maar €11 per uur te gaan vragen voor kinderopvang, waarmee ze €2 winst per uur extra
- Voor ouders met hogere inkomens betekent dit nog steeds goedkopere kinderopvang, zij gaan immers van €4,50 naar €2,36. Voor ouders met lagere inkomens betekent dit echter een prijsverhoging, zij gaan van €0,36 naar €2,36 en daarmee wordt de kinderopvang voor hen ontoegankelijk.
- Met een prijsplafond voorkomt de overheid dat de prijs boven het maximum tarief mag uitkomen en maakt kinderopvang werkelijk toegankelijk voor alle ouders en dat werken loont.