Reactie van de gezamenlijke kinderopvangpartijen op de Internetconsultatie ‘wetswijziging niet-indexeren maximum uurprijs voor de kinderopvangtoeslag in 2026’

21 augustus 2024

Als sectorpartijen hebben we eerder dit jaar de handen ineengeslagen en Ons Kinderopvangakkoord geschreven, waarin we pleiten voor de toegankelijkheid van kinderopvang voor álle kinderen. Ons akkoord wijst ook op het belang van betaalbaarheid van de kinderopvang. En daarvoor vragen we nu de aandacht.

Niet indexeren
Het hoofdlijnenakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB indexeert de maximum uurtprijzen voor de kinderopvangtoeslag in 2026 eenmalig niet. Dat is een slecht idee. Dat blijkt ook uit de vele reacties op de internetconsultatie. De gemene deler in al deze reacties is de zorg voor de toegankelijkheid van de kinderopvang voor alle ouders en met name voor de laagste inkomens. Onze zorg betreft zowel dagopvang, peuteropvang, voorschoolse educatie, buitenschoolse opvang en gastouderopvang

In 2024 is het maximum voor de uurprijzen voor de kinderopvangtoeslag in 2024 extra verhoogd met als doel de maximumprijzen beter te laten aansluiten bij de tarieven die ouders betalen. Die aansluiting is van groot belang voor ouders, zij betalen immers de kosten van kinderopvang boven de maximale uurprijs volledig zelf. De reparatie van 2024 wordt met deze bezuiniging direct weer tenietgedaan. Een groot deel van de kinderopvangorganisaties zal in 2026 genoodzaakt zijn tarieven te rekenen die boven de maximum uurprijs uitkomen. Kinderopvangorganisaties moeten immers wél indexeren om de gestegen kosten te dekken (zoals personeel, huisvesting, energie etc.) en niet in te leveren op kwaliteit. Dat is nadelig voor de koopkracht van alle ouders en vooral zeer nadelig voor de laagste inkomens. Terwijl we weten dat juist voor kinderen in kwetsbare posities, van wie de ouders gemiddeld vaker aan de onderkant van de inkomenstabel zitten, kinderopvang van grote waarde is voor hun ontwikkeling. Per saldo wordt met deze bezuinigingsmaatregel de kansenongelijkheid dus verder vergroot en dat leidt op de lange termijn juist tot hogere kosten voor het bestrijden van achterstanden van kinderen en gezinnen. Bovendien heeft het een negatieve impact op de toch al uitzonderlijk krappe arbeidsmarkt wanneer ouders hierdoor besluiten minder te gaan werken. En ook dat kost de maatschappij geld.

Het is tevens niet helder wat het gevolg is van het niet-indexeren van de maximum uurprijs in 2026 voor de financiële toegankelijkheid van de voorschoolse educatie. Wat betekent dit voor de uitgaven van gemeenten of van het ministerie van OCW? Gemeenten werken heel hard aan het bereiken van alle doelgroepkinderen: dat is namelijk voor de ontwikkeling van deze kinderen van groot belang, zoals ook in het hoofdlijnenakkoord staat. Gemeenten willen niet dat ouders van deze kinderen met hoge kosten te maken krijgen, waardoor ze niet deelnemen aan voorschoolse educatie. Gemeenten zullen ouders of kinderopvangorganisaties, die voorschoolse educatie bieden, mogelijk willen compenseren. Het niet-indexeren voor 2026 kan dus gevolgen hebben voor gemeentelijke budgetten en dat in gemeentelijk ‘ravijnjaar’ 2026, tenzij het ministerie van OCW bijdraagt aan de extra kosten.

Oproep
Het argument dat de (financiële) toegankelijkheid voor veel huishoudens sterk zal toenemen omdat het kabinet voornemens is het stelsel aan te passen door voor alle (werkende) ouders 96% van de kosten voor kinderopvang te vergoeden, snijdt voor 2026 geen hout. Ouders hebben daar in 2026 nog niets aan. De stelselwijziging zal immers niet eerder dan 2027 ingaan.
Bovendien zal, om recht te doen aan de belofte aan kiezers van bijna gratis kinderopvang, de stelselwijziging alleen werken als de hoogte van de maximum uurprijs (blijvend) passend is voor de kwaliteit die kinderopvang geacht wordt (en wil) leveren met een fatsoenlijk salaris voor onze medewerkers. Het niet-indexeren in 2026 werkt door in de jaren erna.

Wij snappen dat het hoofdlijnenakkoord leidend is en dat houdbare en bestendige overheidsfinanciën belangrijk zijn. Wij verzoeken het kabinet echter dringend het niet-indexeren van de maximale uurprijs in 2026 te heroverwegen. De sector heeft baat bij stabiel en consistent overheidsbeleid. Ouders moeten kunnen vertrouwen op betaalbare kinderopvang in de buurt die bij hen en hun kind past. Ondernemers moeten kunnen vertrouwen op een voorspelbare overheid die de beloofde continuïteit borgt. De overheid schendt dat vertrouwen door aan de indexatie van de maximum uurprijs te tornen. Het kabinetsbeleid is erop gericht geleidelijk toe te groeien naar het nieuwe stelsel. Wellicht kan een deel van het budget voor het ingroeipad voor 2026 ingezet worden om indexering van de maximum uurtarieven mogelijk te maken. Gelukkig geeft de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel aan dat dit kan, artikel 1.7 tweede lid van de Wko biedt ruimte om de prijzen alsnog te verhogen. Deze verhoging kan in de loop van 2025 meegenomen worden in de aanpassing van het Besluit Kinderopvangtoeslag. Benut die ruimte om de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van de kinderopvang goed (en continu) te monitoren en zo de plannen voor 2026 (hoogte van de maximumprijzen in relatie tot het ingroeipad) in lijn te brengen met de planning van het nieuwe stelsel.

We hopen dat het kabinet onze zorgen deelt en dat we gezamenlijk aan oplossingen kunnen werken.

Met vriendelijke groet,
Karen Strengers, voorzitter Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang (BMK)
Myrte van Gurp, directeur Pedagogisch Professionals in Kinderopvang (PPINK)

Natascha van der Post, voorzitter Branche Vereniging Ondernemers Kinderopvang (BVOK)
Gabriëlla Wijnberg, bestuurslid Stichting Nysa
Marjet Winsemius, directeur Stichting Voor Werkende Ouders
Bas van ’t Wout, voorzitter Brancheorganisatie Kinderopvang (BK)

Download de gezamenlijke brief

Lees ons eerdere bericht over deze internetconsultatie (25 juli 2024)

Deel dit nieuwsbericht