21 augustus 2024


Het wetsvoorstel dat nu ter consultatie voorligt, regelt dat het maximale uurtarief voor de kinderopvangtoeslag eenmalig in 2026 niet geïndexeerd wordt. Dat doet het wetsvoorstel door een derde lid aan artikel 1.9 van de Wet kinderopvang toe te voegen.

De BMK vindt dat geen goed idee. De concept Memorie van Toelichting (MvT) verwoordt zelf al het belangrijkste bezwaar, zo blijkt uit onder meer deze citaten: “Door het nietindexeren van de maximum uurprijzen zullen de nettokosten van kinderopvang voor veel ouders stijgen. (..) De verwachting is daarom dat het nietindexeren voor de meeste ouders zal leiden tot hogere nettoopvangkosten. Daarmee neemt de (financiële) toegankelijkheid van kinderopvang af. (..) Voor lage inkomens kan de betaalbaarheid van de kinderopvang juist dalen, mede vanwege voorliggend wetsvoorstel.” Het voorstel uit het hoofdlijnenakkoord van PVV, VVD, NSC en BBB om de maximum uurprijzen niet te indexeren is ingegeven vanuit de noodzaak tot houdbare en bestendige overheidsvergoedingen in het licht van de omvangrijke verruimingen van de publieke vergoeding voor het gebruik van kinderopvang in het recente verleden en de nabije toekomst”. Deze argumentatie is tweeledig: de nabije toekomst en het recente verleden, hieronder gaan we daarop in. Wij benoemen daarnaast ook de mogelijke extra risico’s voor de voorschoolse educatie.

Het recente verleden
Het voormalige kabinet heeft, daartoe opgeroepen door de Tweede Kamer, de maximum uurprijzen voor de  kinderopvangtoeslag in 2024 extra verhoogd.
1 Deze extra verhoging had tot doel de maximum uurprijzen beter te laten aansluiten bij de tarieven die ouders betalen. Dat was een goede stap voor ouders, zij moesten en moeten immers ieder dubbeltje boven de uurprijs zelf betalen. Deze verhoging uit 2024 was zeer noodzakelijk, maar wordt met het nietindexeren van de maximum uurprijs in 2026 grotendeels ongedaan gemaakt. Een aanzienlijk deel van de kinderopvangorganisaties zal dan immers genoodzaakt zijn tarieven te rekenen die boven de maximum uurprijs uitkomen. Hun kosten lopen namelijk wél op, denk aan salarissen van de medewerkers, huisvesting, voeding etc. Tarieven boven het maximum Kinderopvangtoeslagtarief zijn nadelig voor alle ouders en vooral, zoals het wetsvoorstel zelf ook erkent, zeer nadelig voor de laagste inkomens.
Kinderen van ouders met lage inkomens zijn ondervertegenwoordigd in de kinderopvang en juist deze kinderen hebben zeer veel baat bij kinderopvang. Dit is een verslechtering van de bestaanszekerheid van de ouders van nu en van die van deze kinderen in de toekomst.


De nabije toekomst
De MvT geeft ook als argument dat het kabinet voornemens is het stelsel aan te passen door vooralle (werkende) ouders 96% van de kosten voor kinderopvang (tot aan de maximum uurprijs) te
vergoeden. Ouders betalen nog maar 4% zelf. De MvT stelt dat de (financiële) toegankelijkheid dan voor veel huishoudens sterk zal toenemen. Dat is een mooie belofte aan kiezers. Maar ouders hebben daar in 2026 nog niets aan, de stelselwijziging zal niet eerder dan 2027 gaan. Om recht te doen aan de belofte aan kiezers van bijna gratis kinderopvang, zal de stelselwijziging alleen werken als de hoogte van de maximum uurprijs (blijvend) passend is voor de kwaliteit die kinderopvang geacht wordt (en wil) leveren met uiteraard passende salarissen voor onze medewerkers. Het nietindexeren in 2026 werkt, zoals de MvT ook aangeeft, door in de jaren erna. De belofte van bijna gratis kinderopvang kan dan een loze belofte blijken.

Voorschoolse educatie

Het voornemen om de maximum uurprijzen niet te indexeren kan ook consequenties hebben voor de voorschoolse educatie. Is al helder wat dit voornemen voor de financiële toegankelijkheid van de voorschoolse educatie betekent? En voor de uitgaven van gemeenten of van het ministerie van OCW? Gemeenten werken heel hard aan het bereiken van alle doelgroepkinderen: dat is namelijk voor de ontwikkeling van deze kinderen van groot belang, zoals ook het hoofdlijnenakkoord erkent. Gemeenten willen niet dat ouders van deze kinderen met hoge kosten te maken krijgen, waardoor ze niet deelnemen aan voorschoolse educatie. Gemeenten zullen ouders of kinderopvangorganisaties, die voorschoolse educatie bieden, mogelijk willen compenseren voor het nietindexeren van de maximale tarieven. Het nietindexeren voor 2026 kan dus gevolgen hebben voor gemeentelijke budgetten en dat in gemeentelijk ‘ravijnjaar’ 2026, tenzij het ministerie van OCW bijdraagt aan de extra kosten.


Oproep

Wij vragen het kabinet het voornemen om de maximale uurprijs in 2026 nietindexeren te heroverwegen. Een betrouwbare overheid houdt zich aan haar belofte en blijft indexeren. Het kabinetsbeleid is erop gericht geleidelijk toe te groeien naar het nieuwe stelsel; met aanzienlijke budgetten voor 2025 en 2026 wordt hiernaartoe gewerkt. Wellicht kan een deel van het budget voor het ingroeipad voor 2026 ingezet worden om indexering van de maximum uurtarieven mogelijk te maken. Gelukkig stelt de voorliggende MvT dit: Volledigheidshalve wordt er op gewezen dat dit wetsvoorstel eventuele aanpassingen van de hoogte van de maximum uurprijs over 2026 niet uitsluit”, artikel 1.7 tweede lid van de Wko biedt die ruimte. Deze mogelijke aanpassing kan dan haar beslag krijgen in de loop van 2025 in de aanpassing van het Besluit Kinderopvangtoeslag. Benut die ruimte om de betaalbaarheid en de toegankelijkheid van de kinderopvang goed (en continu) te monitoren en zo de plannen voor 2026 (hoogte van de maximum uurprijzen in relatie tot het ingroeipad) in lijn te brengen met de planning van het nieuwe stelsel. Wij denken graag mee over de verdere uitwerking.


Karen Strengers, voorzitter BMK

1 Deze verhoging kwam bovenop op de gebruikelijke jaarlijkse aanpassing als gevolg van de loon en prijsontwikkeling. Het ging om een extra verhoging van € 0,60 (6,22 procent) in de kinderdagopvang, € 0,82 (9,90 procent) in de buitenschoolse opvang en € 0,29 (4,00 procent) in de gastouderopvang.
Deel dit nieuwsbericht