Eindelijk! Het is volop zomer en wie niet op vakantie is, zoekt de koelte op. En met vrijwel alle collega’s op vakantie heb je eindelijk tijd om je te verdiepen, en om goede interviews te lezen. Vandaar dat we de mooie interviews, gedaan door Voor Werkende Ouders voor De Staat van het Gezin 2024 met een aantal experts op het onderwerp ‘gezin’, graag met je delen. Zonde om deze beauty’s aan jouw neus voorbij te laten gaan.
Doe er je voordeel en duik met een iced coffee lekker onder de parasol en geniet!
Vandaag het interview met Dr Saskia Vossenberg van Ecorys.
‘Bewust gezinnenbeleid moet hoog op de politieke agenda.’
Gezinnenbeleid moet hoog op de politieke agenda zegt Dr Saskia Vossenberg van Ecorys. Ze deed onderzoek naar gezinsbeleid in ons omringende landen en geeft haar visie op gezinnen in de Staat van het Gezin 2024. Het ontwikkelen van een toekomstgerichte gezinsvisie zou de plank direct misslaan, aldus onderzoeker Dr. Saskia Vossenberg van Ecorys. Want hét gezin bestaat al lang niet meer. “Het is hoog tijd dat we wakker worden en – net als andere Europese landen – een visie ontwikkelen op gezinnen van nu en hoe we deze kunnen ondersteunen.”
Voor het ministerie van SZW heeft u het gezinsbeleid van andere Europese landen onderzocht. Wat kwam daar uit?
‘Wat me het meest is opgevallen is dat hét gezin in heel Europa niet meer bestaat. Er zijn steeds meer gezinnen met één kind of één ouder of twee vaders en twee moeders en gezinnen met twee paar ouders die in co-ouderschap de opvoeding delen. Beleidsmakers in heel Europa zijn dus al decennia bezig gezinsvisies aan te passen aan de moderne samenleving. Dat leidt tot wat je gezinnenbeleid kunt noemen, gericht op diverse gezinsvormen. Wat ik ook zag is dat veel Europese landen hun beleid voeren vanuit een gedeelde maatschappelijke visie, die overigens in elk land weer anders is. Die gedeelde visie ontbreekt volledig in Nederland. Op dit punt zijn wij echt enorm aan het slapen.’
Hoe kijken wij dan naar gezinnen?
‘Het traditionele gezin wordt in Nederland nog altijd gezien als hoeksteen van de samenleving en staat daarmee alleen op de politieke agenda van Christelijke partijen. Terwijl het een vraagstuk zou moeten zijn van de hele samenleving. In landen als Finland en Duitsland zien we bijvoorbeeld dat ondersteuning van gezinnen inmiddels veel meer als een sociaal-economisch vraagstuk wordt gezien. Gezinnen zijn plekken waar mensen (ouders en kinderen) van verschillende generaties met elkaar samenleven en voor elkaar zorgen, soms onder hetzelfde dak, soms niet. En dat samenleven, samen werken, samen zorgen lukt de één soms beter dan de ander. Gezinnen vindt men in die landen zo belangrijk dat daar waar het niet lukt of lastig wordt, ondersteunend beleid is. Om armoede te bestrijden, ongelijkheid tussen gezinnen te verminderen, welzijn van kinderen te verhogen, geboortecijfers te verhogen en/of emancipatie van bepaalde groepen te bevorderen.
Welke voorbeelden zag je van ondersteunend beleid?
‘In heel Europa is het doel van gezinsbeleid dat er én voldoende kinderen geboren moeten worden én voldoende werkenden moeten zijn. Zoals gezegd, de manieren waarop dit gedaan wordt, verschillen per land. Voor Nederland is het belangrijk om eerst na te denken waarom je gezinnenbeleid wil en hoe je gezinnen wilt ondersteunen. In conservatief Hongarije zijn de verlofregelingen voor vrouwen zeer genereus, omdat ze én volop aan het werk moeten blijven voor de economie, maar ook gezien worden als de belangrijkste verzorger voor de kinderen. Daar zijn verlofregelingen alleen toegankelijk voor getrouwde mannen en vrouwen. In Finland daarentegen zijn de beschikbare verlofregelingen toegankelijk voor iedereen, ongeacht of je getrouwd bent of niet of met wie je een relatie hebt. Wel zijn in Finland sommige verlofregelingen juist alleen toegankelijk gemaakt voor vaders, om zo te stimuleren dat vaders meer gaan zorgen en moeders ook kunnen blijven werken. Niet als cadeau, maar als antwoord op ouders van nu die beiden werken en zorgen en – net als in Nederland – een sterk dalend geboortecijfer.’
We moeten met elkaar een maatschappelijk debat aangaan: vanuit welke visie gaan we gezinnenbeleid voeren?
Speelt gratis kinderopvang daarin een rol?
‘Absoluut. In Nederland zien we kinderopvang nog als een arbeidsmarktinstrument waardoor vrouwen ook een beetje kunnen werken. Als je kijkt naar de rest van Europa is dat wel wat ouderwets. In Zweden en Duitsland wordt de voorschool gezien als een publieke voorziening die het welzijn van kinderen vergroot en gelijke kansen biedt aan alle kinderen. Ouders hebben er wettelijk recht op en de gemeenten zijn verantwoordelijk. Het doel is sterke, gezonde en slimme kinderen groot te brengen in samenwerking met ouders. Wij zijn een kenniseconomie, maar kijken zo niet naar de vormende jaren van kinderen. Dat is toch een gemiste kans? Het is wat mij betreft hoog tijd dat we ook op dit punt wakker worden.’
Wat is het gevolg als we blijven slapen?
‘Het ontbreken van bewust gezinnenbeleid met een gedeelde visie betekent in de praktijk dat steeds meer mensen, vooral vrouwen, van twee kanten worden belaagd. We krijgen op latere leeftijd kinderen en niet lang daarna worden we mantelzorger van onze ouders. Ondertussen probeer je als vrouw je werk te doen en carrière te maken. Hoe dan? De zorg voor beide generaties is geen individueel vraagstuk, maar een vraagstuk van de samenleving. Wat op het spel staat zijn een gezonde arbeidsmarkt, emancipatie, gelijke kansen voor de volgende generatie en ons collectief welzijn.’
Wat moet er nu als eerste gebeuren naast gezinnenbeleid?
‘Het vraagstuk moet om te beginnen hoog op de politieke agenda. En dan moeten we met elkaar het gesprek aangaan. Vanuit welke visie gaan we gezinnenbeleid voeren? En wat betekent dat voor wie vanuit welke unieke behoefte en met welk doel? Willen we daarin genereus zijn vanuit het geloof in het gedeelde belang voor de samenleving? Of gaan we op de kleintjes letten en alleen het hoognodige doen met een verder dalend geboortecijfer en krappere arbeidsmarkt? Aan dat maatschappelijke debat moeten alle politieke partijen, werkgevers, ouders, burgers, overheidsorganisaties, de hele publieke sector, oftewel de hele samenleving deelnemen. Want als we dat vraagstuk alleen over laten aan de conservatieve politieke partijen en de pleitbezorgers van het traditionele gezin, dan weten we het antwoord wel.’