Heeft marktwerking heeft gevolgen voor diversiteit, inclusie en kansengelijkheid in kindercentra?
Willeke van der Werf (Universiteit Utrecht) deed samen met Pauline Slot, Patrick Kenis en Paul Leseman onderzoek naar inclusief leiderschap. Op basis van de bevindingen publiceerden de onderzoekers eerder dit jaar het artikel ‘Gevolgen van marktdifferentiatie voor diversiteit, inclusie en kansengelijkheid in kindercentra’. Deze publicatie sluit af met een aantal kritische vragen ten aanzien van ons huidige financieringsstelsel van kinderopvang: ‘Institutionaliseert ons huidige stelsel ongelijkheid door voor rijke ouders ‘witte’ keuzes te faciliteren, ook in steden die overwegend divers zijn naar etniciteit en kleur? Hieronder lees je een korte weergave van de publicatie en de conclusies.
Wie Willeke van der Werf wil horen spreken over de toepassingsmogelijkheden van dit onderzoek, kan a.s. vrijdag 5 april tijdens de Week van het Jonge Kind haar sessie bijwonen ‘Praktische handvatten voor inclusief leiderschap”. Ze gaat in deze sessie in op het toepassen van inclusief leiderschap, rekening houdend met de context van verschillende organisaties.
Introductie
Het Nederlandse stelsel wordt gekenmerkt door ‘stelselhybriditeit’, waarin publieke taken worden uitgevoerd door zowel publieke als private organisaties. Volgens de wet Kinderopvang (2010) moeten alle kindercentra zich conformeren aan wettelijke eisen, maar de introductie van marktwerking staat tegelijkertijd differentiatie toe waardoor organisaties verschillende organisatiestrategieën ontwikkelen. Hierdoor ontstaan er organisaties die in verschillende mate zowel op de markt, als op publieke doelen gericht zijn in hun primaire, voor overleving noodzakelijke, organisatiestrategie.
De studie beschrijft een verband tussen onze Nederlandse ‘stelselhybriditeit’ met de bijbehorende introductie van marktwerking en de groeiende diversiteit en kansenongelijkheid in onze maatschappij als gevolg van de sociale ongelijkheid tussen rijk en arm. Dit laatste kan ertoe leiden dat organisaties zich gaan richten op een specifieke doelgroep en dat zo de segregatie wordt versterkt.
Er zit immers spanning in een systeem waarin enerzijds wordt geprobeerd kinderen gelijke kansen te bieden, terwijl anderzijds verschillen in aanbod worden gecreëerd. De segregatie van kindercentra naar verschillende klantgroepen kan worden ingegeven of versterkt door overheidsbeleid voor bepaalde doelgroepen, zoals bijvoorbeeld kinderen met een risico op een taalachterstand, voornamelijk kinderen met een migratieachtergrond. Ook de financiering van de kinderopvang, gekoppeld aan de eis dat beide ouders werken, maakt dat deze ouders meer te besteden hebben dan ouders die op gemeentelijk gefinancierd peuterspeelzaalwerk zijn aangewezen. Dit kan gevolgen hebben voor de bedrijfsvoering. Als kindercentra klanten van verschillende etniciteit of sociaaleconomische achtergrond
aantrekken, kunnen organisaties verschillen ervaren in het nut of de noodzaak om een D&I-strategie te ontwikkelen.
Conclusies
Willeke sprak met locatiemanagers, pedagogisch medewerkers en ouders van dertien verschillende kinderopvangorganisaties en ontdekte dat er vier verschillende strategieën bestaan voor diversiteit en inclusie in de kinderopvang.
- ‘Diversiteit & Inclusie (D&I) uit noodzaak’. De klantengroep is etnisch divers, heeft overwegend een migratieachtergrond, met kinderen ‘van kleur’ en ‘witte’ migrantenkinderen evenals ‘witte’ kinderen met een Nederlandse achtergrond. Uitleg van één van de locatiemanagers: ‘Ik denk dat D&I wel bij ons op de agenda staat want dat is gewoon ons werk, er zijn wel tussen 15 en 18 van de 32 kinderen van verschillende culturen die hier rondlopen’. Deze strategie leunt sterk op de inclusietraditie van integratieondersteuning, met de nadruk op gelijke kansen voor kansarmen (erbij horen), en minder op het tot recht laten komen van (culturele) verschillen (uniciteit).
- ‘Diversiteit & Inclusie in theorie’. De klantengroep is overwegend ‘wit’ met een Nederlandse achtergrond. Uitleg van een locatiemanager: ‘Iedereen brengt hier z’n eigen inbreng mee, […] altijd leuk om iets van een andere cultuur mee te nemen’
- ‘Diversiteit &Inclusie als bewuste keuze. De klantengroep is etnisch divers, zowel ‘van kleur’ als ‘wit’ met zowel een niet-Nederlandse als Nederlandse achtergrond. Uitleg van een locatiemanager: ‘Bewust […] uitstralen dat je intercultureel bent’.
- ‘Diversiteit & Inclusie is geen item’. De klantengroep is overwegend ‘wit’ met een Nederlandse achtergrond. Uitleg van een locatiemanager: ‘Als het de kinderen ten goede komt […] dan zou ik het [D&I] onmiddellijk op de agenda zetten
Het onderzoek concludeert dat deze vier D&I-strategieën samenhangen met drie primaire organisatiestrategieën, zowel in vormgeving als inhoud. Ten eerste, professionele organisaties, veelal peuterspeelzaalwerk, hebben vaak een stichtingsvorm en zijn vooral publiek gefinancierd, en kenmerken zich door een educatiegerichte en sociale missie. Ten tweede, de divisieorganisaties,
veelal kinderopvang, hebben vaak in juridisch zin een BV, zijn vooral privaat gefinancierd en hebben een commerciële missie. Ten derde, de kleinere ondernemende organisaties van het type eenmanszaak, zij zijn vooral privaat gefinancierd en hebben een reputatiegerichte oriëntatie. Er zijn lichthybride tendensen gevonden, die in combinatie met kostenbesparing de professionaliteit en publieke missie onder druk zetten, maar de oorspronkelijke basis van de organisaties blijft merkbaar in de organisatiestrategie.
D&I-strategie en achtergrond van klanten
De primaire organisatiestrategie hangt volgens de contingentietheorie samen met de omgeving. Dat lijkt in de onderzochte kindercentra eveneens het geval te zijn voor de D&I-strategie, waarin de etnische en sociaaleconomische achtergrond van klanten een belangrijke rol speelt.
Uit de inventarisatie van algemene kenmerken van de dertien onderzochte organisaties blijkt dat kindercentra die peuterspeelzaalwerk met VVE aanbieden, volgens de locatiemanagers overwegend etnisch diverse laagopgeleide klantgroepen hebben, met de laagste inkomens. Het peuterspeelzaalwerk wordt gratis of
inkomensafhankelijk aangeboden.
Kindercentra die kinderopvang zonder VVE aanbieden, bestaan volgens locatiemanagers overwegend uit kinderen van ‘witte’ hoogopgeleide Nederlandse ouders of expats, uit de hoogste inkomenscategorieën. Deze kindercentra vragen de hoogste uurprijzen. De onderzochte kindercentra vertonen vooral segregatie naar inkomen, gevolgd door segregatie naar etniciteit en kleur.
Binnen de primaire organisatiestrategie, die verschilt per inkomensgroep, wordt over D&I-strategieën in de onderzochte kindercentra het meest nagedacht als er veel diversiteit is, voornamelijk in multiprobleem-kindercentra in het goedkoopste marktsegment (noodzaak) en in expat-kindercentra in het duurste marktsegment (bewust).
D&I-strategieën, differentiatie en segregatie
De inventarisatie van de uurprijzen bevestigt dat differentiatie bij de onderzochte kindercentra niet alleen samenhangt met verschillen in D&I-strategie, maar ook segregatie toont, met het risico op reproductie van sociale ongelijkheid en ongelijke verdeling van sociaal kapitaal.
Voor de onderzochte kindercentra geldt dat, ondanks gelijke wettelijke eisen, professioneel georiënteerde kindercentra vooral een integratieondersteunend inclusiegericht ‘menu’ aanbieden, terwijl marktgerichte kindercentra vooral een divers ‘menu’ aan activiteiten aanbieden, dat initiatief en nieuwsgierigheid aanmoedigt. Dit roept vragen op voor vervolgonderzoek naar de opbouw van sociaal (divers) kapitaal en interculturele competenties in kindercentra.
Daar waar differentiatie ontstaat, lijkt het aanbod meer gericht te zijn op de sociaaleconomische status van de ouders en minder verbonden met publieke taken en gelijkheidsbeginsels om capaciteiten van alle kinderen tot recht te laten komen. Deze institutionele ongelijkheid door verschillende organisatiestrategieën kan ertoe leiden dat arme en rijke kinderen al van jongs af aan voor verschillende functies in de samenleving worden opgeleid. Sociale ongelijkheid begint zo voor de basisschool.
Discussie
Overheidsbeleid staat in relatie tot prijsbeleid in de kindercentra. In de onderzochte organisaties is de segregatie naar inkomen groter dan naar etniciteit en kleur. Ouders die met kinderopvangtoeslag kunnen kiezen uit een peuterpeelzaal of kinderdagverblijf, naar prijs, signatuur, activiteitenaanbod en diversiteit in etniciteit en kleur, vooral in grote steden waar veel aanbod is. Dat roept vragen op, bijvoorbeeld of het stelsel ongelijkheid institutionaliseert door voor rijke ouders ‘witte’ keuzes te faciliteren, ook in steden die overwegend divers zijn naar etniciteit en kleur.