Ook medewerkers met een nul-urencontract bouwen pensioen op bij PFZW. Bij overlijden van de oproepkracht heeft diens partner van mogelijk recht op partnerpensioen. Hoe dat zit lees je hieronder.
Opbouw partnerpensioen
Het partnerpensioen bestaat uit de volgende twee componenten:
- vijftig procent uit een opbouwdeel (waaronder ‘fictieve pensioenjaren’ hieronder lees je wat dit inhoudt) en
- vijftig procent uit een risicodeel.
Stel dat een medewerker de zorg- en welzijnssector verlaat, dan is deze medewerker geen actieve deelnemer meer bij het pensioenfonds. Hierdoor vervallen het risicodeel en de fictieve pensioenjaren.
Wat zijn fictieve pensioenjaren?
Het partnerpensioen bedraagt in totaal 1,25% van de pensioengrondslag (per jaar). Indien de medewerker is overleden, dan gaat het pensioenfonds er in principe van uit dat de medewerker tot zijn of haar pensioenleeftijd pensioen bij de organisatie zou opbouwen. Dit worden de ‘fictieve pensioenjaren’ genoemd. Er hangt wel een aantal voorwaarden aan het recht op fictieve pensioenjaren.
Hoe zit het met nul-urencontracten?
Bij een nul-urencontract gaan het pensioenfonds ervan uit dat er sprake is van een oproepkracht. Om in aanmerking te komen voor de fictieve pensioenjaren, moet een oproepkracht in de maand van overlijden gewerkt hebben. Is dit niet het geval, dan is er in principe geen recht op fictieve pensioenjaren. Vervolgens wordt bepaald welke pensioengrondslag van toepassing is. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met het gemiddelde fulltime salaris (per 1 januari van dat jaar tot het moment van overlijden). Dan wordt de deeltijdfactor bepaald en ten slotte het recht op de fictieve pensioenjaren.