Op 4 april is de ‘Monitor Wachttijden Kinderopvang’ naar de Tweede Kamer gestuurd. Het wachttijdenonderzoek is onderdeel van het totale pakket aan maatregelen dat minister Van Gennip in haar recente Kamerbrief ‘Voortgang aanpak personeelstekort kinderopvang’ toelicht. Het doel van deze monitor is om inzicht te krijgen in de (ontwikkeling van) wachttijden in de kinderopvang in de periode 2023 – 2025. De monitor definieert wachttijd als de tijd tussen de gewenste en de daadwerkelijke plaatsingsdatum.
BMK heeft samen met andere sectorpartijen in een klankbordgroep meegedacht over de uitvoering van deze monitor.
Een aantal conclusies uit het eerste onderzoeksjaar:
- Het merendeel van de ouders wacht 0 tot 1 maand op een plek op de kinderopvang, maar voor een flink aantal ouders is sprake van aanzienlijke wachttijden. Eind 2023 was de wachttijd voor 15% van de ouders langer dan 3 maanden.
- De gemiddelde wachttijden voor kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang zijn in de loop van 2023 gedaald. In de gastouderopvang zijn de wachttijden per saldo juist toegenomen.
- Ouders van kinderen met een indicatie voor Voorschoolse Educatie (VE) wachten vaker langer dan 3 maanden op plaatsing bij kinderdagverblijven dan ouders van kinderen zonder een VE-indicatie. Het verschil is met 15 procentpunt aanzienlijk. Dit komt mogelijk door personeelstekorten in de VE.
De Monitor Wachttijden Kinderopvang dis uitgevoerd door ‘Significant Public’ voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, samen met de SDB Groep.